De erotiek van Georges Bataille


Er zullen weinig schrijvers zijn van wie na hun dood voorspeld is dat hun oeuvre nog zou groeien. Georges Bataille is misschien wel de enige. En degene die de voorspelling deed was niet de eerste de beste; het was Michel Foucault, in het voorwoord bij het eerste deel van Batailles 'Oeuvres Complet'. (Gallimard, 1970).
Het feit dat Foucault het voorwoord schreef, geeft al aan dat Bataille, in elk geval na zijn dood in '62, een plaats heeft ingenomen tussen de grote Franse filosofen van deze eeuw. Dat was niet vanzelfsprekend, en lange tijd ook niet onomstreden. Tijdens zijn leven heeft Bataille met diverse toonaangevende personen overhoop gelegen. Onder andere André Breton, de leider van de surrealisten, en Sartre hebben de opvattingen van Bataille fel aangevallen. Wat natuurlijk wel iets zegt over de kracht die uitging van zijn ideeën. Inmiddels is duidelijk dat Bataille bij de belangrijkste denkers van onze tijd hoort.
De laatste jaren is er, ook in Nederland, veel aandacht aan zijn werk besteed in de vorm van publikaties, congressen en nieuwe vertalingen. Een aandacht die mede veroorzaakt is door de verwijzingen naar Bataille door moderne filosofen als Deleuze en Derrida. Daarom was het zeker tijd voor de vertaling van wat door velen zijn hoofdwerk wordt genoemd: 'L'érotisme'. Het verscheen onder de titel 'De Erotiek' bij uitgeverij Arena.

Filosoof van Het Kwaad
Filosoof van het Kwaad, was een van de namen die Bataille verdiende. Zijn werk, zijn zoektocht naar een paradoxale filosofie, vond vooral plaats langs de grensgebieden van het menselijk bestaan. Daar, waar de mens vervalt in een dierlijke staat, animaal, bestiaal. Geweld, erotiek en dood zijn de drie belangrijkste thema's die zowel zijn prozawerk als zijn beschouwingen beheersen.
In 'De Erotiek' doet hij een poging om deze thema's in een duidelijke samenhang te plaatsen. En dat doet hij op een heldere, beschouwende manier waardoor het boek, dat hij een paar jaar voor zijn dood schreef, op een werkelijk wetenschappelijk werk lijkt.
Lijkt, met nadruk, want het is de schrijver zelf, die er herhaaldelijk op wijst dat het niet zijn bedoeling is een wetenschappelijk werk te schrijven. Integendeel: 'Omdat ik naar een samenhang zoek, is wat ik doe het tegenovergestelde van wat de wetenschap doet.' aldus Bataille in zijn voorwoord bij 'De Erotiek'.

Erotiek, dood en geloof
Dat er een samenhang is tussen erotiek, geweld, dood en geloof zal niemand ontkennen. Maar verwonderlijk is dat voor Bataille niemand een grondige studie naar deze samenhang verrichtte.
Uitgangspunt van Batailles onderzoek zijn de begrippen 'continuïteit/discontinuïteit'.
Wat de mens duidelijk van andere wezens onderscheidt, is het besef een afzonderlijk wezen te zijn, dat los staat van alles om hem heen, en dat dood kan gaan. Dit is het besef van 'discontinuïteit', waarmee automatisch en onvermijdelijk, heimwee naar de continuïteit ontstaat; het verlangen op te gaan in het geheel, in de eeuwigheid; niet te hoeven sterven. Het verlangen naar continuïteit, is het verlangen te ontsnappen aan de dood.
De beste manier voor de mens om de dood zolang mogelijk uit te stellen is: geregeld leven, zoveel mogelijk buiten gevaar, en spaarzaam met de beschikbare middelen omgaan. Maar deze redelijkheid maakt juist duidelijk dat niet aan de dood te ontkomen is.
Buiten deze redelijkheid is de natuur; de continuïteit. Hier is niets gericht op behoud van het afzonderlijke wezen. De natuur verspilt en verkwist leven en dood. Nieuw leven groeit letterlijk op de verrotting. Dat boezemt mensen angst in en hij omgeeft alles wat tot deze wereld behoort met verboden en taboes.
Ook sex hoort in dit gebied, waar het nieuwe groeit op de ondergang van het oude. Voortplanting leidt tot de dood van de wezens die zich voortplanten.
Met het instellen van verboden ontstaat meteen de drang om ze te overtreden. In zijn verlangen aan de dood te ontsnappen, het verlangen naar continuïteit, is de mens geneigd over de grens van de redelijkheid te gaan.
Twee dingen zijn onvermijdelijk,' schrijft Bataille, 'Wij kunnen niet vermijden dat we sterven, en wij kunnen evenmin vermijden grenzen te overschrijden. Sterven en grenzen overschrijden is trouwens hetzelfde. Dat is de dualiteit waarin hij de mens plaatst.

Spreken op het strand van het zwijgen
Deze dualiteit is direkt herkenbaar in zijn prozawerk, dat voor een belangrijk deel ook vertaald is.
De toenemende perversie waaraan de hoofdpersonen in 'Het Oog' zich overgeven, de verwording van het onschuldige knaapje in 'Mijn Moeder', of de uitspatting van de vrouw in 'De Dode'; Al zijn hoofdpersonen gaan over de grens en vervallen in bestialiteiten. Met name dit prozawerk, dat Bataille deels onder pseudoniem schreef, bezorgde hem de naam van 'pornograaf'. Ten onrechte.
Hoewel de werken duidelijk een pornografisch karakter hebben, zijn het allereerst grensverkenningen in de ware zin van het woord.
In een artikel over het werk van Bataille heeft Michel Foucault het over die grens. Het artikel verscheen in 1968 in 'Critique', een invloedrijk tijdschrift, dat Bataille in '46 oprichtte en dat nog steeds bestaat. Foucault benoemt die grens dan als volgt: '(...) de grens van ons bewustzijn (...), de grens van de wet (...), de grens van onze taal, omdat ze de schuimrand aangeeft tot waar het spreken nog net reikt op het strand van het zwijgen.' Bataille probeert met de beschrijving van perversiteiten en verval zichzelf en de lezer over de grens te laten gaan. Hij probeert met woorden de extase op te roepen, waarin de mens zichzelf verliest. Hij moet erkennen dat de poging nooit meer dan een poging kan zijn omdat 'datgene waarover niet gesproken wordt' ook buiten het bereik van de taal ligt.
In 'Madame Edwarda', het verhaal over een parijse hoer, dat door Marguerite Duras 'een van de grootste teksten van de hedendaagse literatuur' werd genoemd, zet Bataille op bepaalde plaatsen in de tekst stippeltjes ...... Daarmee geeft hij het moment aan '...waarin niets meer telt dan het ogenblik zelf, en waarin wij ontsnappen aan de algemene regels'.
In 'De Erotiek' verwoordt hij het als volgt: '(...) op dat moment van die diepe stilte - in deze ure des doods - openbaart zich de eenheid van het zijn in de intensiteit van de ervaring, een intensiteit die zo groot is dat de waarheid zich losmaakt van het leven en van haar objekten.' Die extase, meer dan een plompverloren orgasme, is een soort witte plek, een land waarvan geen kaart bestaat en waaruit niemand terugkomt.
In 'De Erotiek' doet Bataille een poging deze kaart te tekenen. Of op zijn minst de omvang van het gebied te bepalen. Het krijgt de vorm van een heiligdom, en voor Bataille is de grensoverschrijding dan ook een daad, die de mens plaatst in de heiligheid, het 'heel zijn', de continuïteit.

Het heilige exces
In 'De Erotiek' besteedt hij veel aandacht aan het geritualiseerde offer.
Volgens hem bestond in oude culturen nog het besef van heiligheid, volheid, voorbij de grens. Om oog in oog daarmee te kunnen komen werden de overschrijdingen geritualiseerd. Het verbod om te doden was algemeen, maar mocht onder bepaalde (geritualiseerde) omstandigheden opgeheven worden. 'Het heilige is dan de continuïteit van het zijn, die onthuld wordt aan allen die tijdens een rituele plechtigheid hun aandacht gericht houden op de dood van een discontinu wezen'.
Maar niet alleen bij het offer was de grensoverschrijding geritualiseerd. Oorlogvoeren was toegestaan volgens strikte regels, net als bloedwraak. En sex. Behalve na voltrekking van een huwelijksritueel, was sex toegestaan in geritualiseerde vorm tijdens religieuze feesten en orgien waarin de feestvierders zich volledig te buiten mochten gaan, zoals bij de bacchanalen of in de Dionysoscultus. Ook prostituees hoorden vroeger bij een bepaalde priesteressenklasse waardoor het verbod op overspel ritueel opgeheven werd.
Bij de overschrijding verliest de mens zichzelf. Hij geeft toe aan zijn dierlijke impulsen. Het ritualiseren van de overschrijding heeft tot doel de grens in stand te houden. Ondanks het verlies van zichzelf in de overschrijding kan de mens weer bij zichzelf terugkomen. Overschrijding zonder ritueel zou de grens verleggen of zelfs opheffen, waardoor de mens vervalt in een bestiale staat waaruit geen terugkeer mogelijk is.

Filosoof van de daad
Bataille heeft zich niet alleen met de theoretische kant van het exces beziggehouden. Hoewel hij in zijn jonge jaren vroom katholiek is geweest (hij liet zich op zijn zeventiende dopen), leidde hij vanaf zijn vierentwintigste (1922) een losbandig leven, met veel drank en hoerenbezoek. De omslag vond plaats nadat hij kennis maakte met het werk van Proust, Gide en Nietzsche. Vooral de laatste heeft zijn denken zwaar beinvloed.
Bataille schreef gedurende zijn leven diverse verhandelingen over het werk van Nietzsche. Het tijdschrift Acéphale, dat hij in '36 samen met André Masson en Pierre Klossowski oprichtte, bevatte voor het grootste deel op Nietzsche geinspireerde teksten. De door Nietzsche geconstateerde dood van God stelde Bataille voor de uitdaging de plek te definiëren die God had achtergelaten. Deze plek kon niet door wetenschap of rede worden ingenomen. Het was per definitie het terrein waar het irrationele heerste; het terrein van de mysticus.
Bataille ging zelfs zover dat hij in Acéphale, dat behalve een tijdschrift ook een geheim genootschap was, probeerde een nieuwe religie te ontwikkelen. Naar zijn idee moest het mogelijk zijn op dit gebied nieuwe vormen te verzinnen die op grote schaal zouden aanslaan, mits ze aansloten bij de behoefte van de tijd. Hij was er bij de oprichting van Acéphale van overtuigd dat er behoefte was aan een nieuwe religie, waarin het offer weer een centrale plaats innam. Hoe dat precies uit moest zien en of binnen het genootschap ook werkelijk offerrituelen hebben plaatsgevonden is niet bekend.
Als Acéphale in '39 wordt opgeheven moet Bataille erkennen dat er in deze tijd geen plaats meer is voor een offer.

Prehistorie
Bij het teruggrijpen op oude culturen, wat Bataille regelmatig doet om de algemeen geldigheid van het verbod op dood en sexualiteit te illustreren, kun je vraagtekens plaatsen. Hij had een grote belangstelling voor prehistorische en bestaande oude culturen. Michel Leiris, aan wie 'De Erotiek' is opgedragen, was etnograaf en een goede vriend van Bataille. En in het boek 'Lascaux, of de geboorte van de kunst' dat Bataille in '55 publiceerde, geeft hij een geheel nieuwe (en dus omstreden) interpretatie van de prehistorische rotsschilderingen van Lascaux.
Toch blijven zijn ideeën over het denken van de eerste mensen voor een groot deel hypothetisch. Behalve waar het gaat om rituelen rond de dood, die door archeologische vondsten bevestigd kunnen worden, kun je niet zondermeer stellen dat bijvoorbeeld het verbod op sexualiteit, incest, of op het aanraken van dode personen van alle tijden is, zoals Bataille doet in 'De Erotiek'.
Door te beweren dat het vroeger zo was, om aan te tonen dat het altijd zo geweest is, maakt hij zich, mijns inziens, dan ook schuldig aan een cirkelredenering. Wat hij wil aantonen wordt natuurlijk wel duidelijk en het wekt ook de indruk van een algemene geldigheid: De mens wordt onweerstaanbaar aangetrokken door dat wat hij verafschuwt (dood en sexualiteit) en wat door hemzelf met een stelsel van verboden en taboes omgeven is. Het ontzag daarvoor is een heilig ontzag. En de overtreding van het verbod, de grensoverschrijding, is er een van religieuze aard, ook al is voorbij de grens alleen maar verderf en verval; de eeuwige verspilling van het leven.

Object van begeerte
Het verbod op sexualiteit moet door elke mens die zich voort wil planten overschreden worden. Bataille zag het huwelijk als de geritualiseerde schending van dit verbod. 'Zoals de moord die tijdens de offerplechtigheid gepleegd wordt, tegelijkertijd verboden en een ritueel is, zo is de eerste sexuele daad, waardoor het huwelijk voltrokken wordt, een geoorloofde schending.'
De grens die overschreden wordt is in eerste instantie de natuurlijke grens van het lichaam, maar het is ook de grens van het discontinu zijn. De geslachtsdaad is in wezen gewelddadig; de mens moet zich overgeven aan een dierlijke impuls, '(...) een blinde gewelddadigheid die tot uitbarsting wil komen.' Is de schoonheid (van de vrouw) het object van begeerte, wat we begeren (en vrezen) is de ontwijding daarvan die plaatsvindt in de (afzichtelijke) geslachtsorganen.
Ook in dit contrast zag Bataille de vernietigende kracht van de sexualiteit. Hij bekijkt de werking van de erotiek ogenschijnlijk vanuit een mannelijk standpunt. De man is aktief, de vrouw biedt zich aan; de man is degene die schendt, de vrouw wordt geschonden.
Toch is deze verdeling 'passief/aktief' niet in de traditionele zin op te vatten. De vrouwelijke hoofdpersonen uit zijn literaire werk zijn allesbehalve onderdanige, afwachtende types. Ze nemen meestal het initiatief door uit te dagen, te lokken. Hun provocaties zijn aggressief en de passiviteit geldt dan ook het zich overgeven aan de onvermijdelijke gang van de gebeurtenissen.
Volgens Bataille is de vrouw veel meer thuis in het gebied van continuïteit, van verspilling en opsmuk en heeft ze een natuurlijkere verhouding tot de dood. Zelf heeft hij dit thema nooit expliciet uitgewerkt, maar het is Derrida, die na hem deze lijn oppakte en verder uitdiepte. (bijvoorbeeld in 'Sporen. De stijlen van Nietzsche')

De kleine dood
Ook al vervullen man en vrouw een andere rol in het erotische spel, de uitkomst is voor beiden hetzelfde, want beiden sterven door de liefdesdaad die hen op het toppunt even in de heilige continuïteit laat. Daarna volgt de inzinking, die Bataille beschouwde als een 'kleine dood'.
Maar ook de werkelijke dood is volgens hem onvermijdelijk na de geslachtsdaad. 'Zij krijgen uitstel, dat gedeeltelijk is bedoeld om de nieuwgeborenen te helpen, maar het verschijnen van die nieuwkomers kondigt onherroepelijk het verdwijnen van hun voorgangers aan.' Dat is de wet van de continuïteit, waarin nieuw leven groeit op dood en verrotting.
Dat de sexualiteit niet altijd zijn vernietigend karakter toont, komt volgens Bataille door de gewoonte. De overtreding van het verbod, en de daarmee gepaard gaande angst die aangeeft tot welk exces we bereid moeten zijn, geldt vooral de eerste (huwelijks)nacht. Bataille noemt het verbod op sexualiteit ook 'het verbod op de eerste nacht'. Daarna wordt de gewelddadigheid beteugeld door de gewoonte, die in het beste geval tot verdieping en ontplooiing van de sexualiteit leidt. Alleen in de (rituele ) orgie kon de mens de vernietigende kracht van de erotiek opnieuw beleven.
Meer dan in welk feest ook (want elk feest is een grensoverschrijding) werden in de orgie alle grenzen overschreden. 'De werkzaamheid van de orgie richt zich vooral op de onheilbrengende kant, zij verlangt razernij, duizeling, en verlies van bewustzijn. Het hele wezen dient blindelings af te glijden naar de ondergang, het religieuze moment bij uitstek.'

De kerk en Het Kwaad
Het zal duidelijk zijn dat naast de woorden 'erotiek', 'dood', en 'geweld' de woorden 'religieus', 'heilig', en 'ritueel' veelvuldig door Bataille gebruikt worden. De grenservaring, en wat daarachter is, was voor hem per definitie een religieuze aangelegenheid. Hij ontkomt er dan ook niet aan een duidelijk standpunt ten opzichte van het christendom en met name het katholicisme te bepalen.
Hoewel hij, zoals gezegd, op zijn vierentwintigste brak met de katholieke kerk zijn er nog veel sporen van het geloof te vinden in zijn werk. Zo vormt in zijn roman 'Abbe C.' de verleiding van een pastoor door een hoer de rode draad, en in 'Het Oog' wordt een priester verkracht en vermoord.
In 'De Erotiek' besteedt Bataille een uitgebreid hoofdstuk aan het christendom. Wat daarin opvalt is dat hij met een soort bewondering spreekt over wat hij als wezen van het christendom ziet, namelijk het streven de continuïteit boven alles te stellen. Naar zijn opvatting probeerde het christendom de oorspronkelijke impuls die tot de overtreding (en exces) leidde, af te buigen in een richting die het overwinnen van de gewelddadigheid in het vooruitzicht stelde, waardoor deze in haar tegendeel zou veranderen. De gelovige zou over de grenzen van gewelddadigheid en buitensporigheid heen, de belangeloze liefde vinden in de goddelijke continuïteit. Bataille noemt dit 'een droom die iets subliems en fascinerends heeft'. Maar hij moet concluderen dat de kerk er niet in geslaagd is deze droom te verwezenlijken. Integendeel.
De manier waarop het christendom vorm gaf aan dit streven leidde er juist toe dat de continuïteit onbereikbaar werd. De traditionele wegen naar het heilige werden afgesloten. Grensoverschrijding werd zondig; het was onder geen (geritualiseerde) voorwaarde meer geoorloofd en werd als heiligschennis streng gestraft.
Het heilige werd smetteloos gepoetst en kwam daarmee buiten bereik van de sterfelijke mens. Zelfs voorbij de dood, de definitieve ontsnapping aan de individuele discontinuïteit, ging de mens niet meer op in het heilige, continue.
In een poging de mens aan de dood te laten ontsnappen verzon het christendom de onsterfelijkheid van discontinue wezens; de mens leeft na de dood als individu, in hemel of hel, eeuwig voort. Zelfs God, die in het christendom wordt voorgesteld als een scheppende God, die los staat van zijn schepping, is in wezen discontinu geworden.
Uiteraard slaagde het christendom er ook niet in het exces uit te bannen. Omdat het elke overschrijding in het teken van Het Kwaad en de Duivel plaatste, kregen de overschrijdingen de vorm van aanbidding van Het Kwaad. Door het verbod op de overschrijding absoluut te maken werd de overtreding alleen maar een grotere uitdaging. 'Zoals het eenvoudige verbod de oorspronkelijke erotiek in de georganiseerde gewelddadigheid van de overtreding deed ontstaan, zo verdiepte het christendom op zijn beurt de graad van de zinnelijke onrust door de georganiseerde overtreding te verbieden.' Waar voorheen het exces de mens met een heilig ontzag aantrok en hem , na een geritualiseerde overschrijding, een blik vergunde op de continuïteit van het zijn, kan het in het christendom alleen maar leiden tot verder verval in het Kwaad, aangezien overtreders buiten de geordende maatschappij worden geplaatst.

Onmogelijk werk
In het laatste hoofdstuk van 'De Erotiek' komt Bataille nog eens terug op het paradoxale van zijn onderneming. Als filosoof is hij gebonden aan de taal, maar waar hij het over heeft is datgene wat zich buiten de grenzen bevindt en dat niet in taal te vatten is. 'Want het uiterste moment hult zich in een zwijgen en in dat zwijgen trekt het bewustzijn zich terug.' Daarbij kan de filosofie zich niet buiten de grenzen van de taal begeven omdat het daarmee zijn wezen zou ontkennen.
Als lezer van 'De Erotiek' sta je op de grens van beiden, zogezegd met je voeten in het schuim op het strand. Je moet je steeds bewust zijn van dat wat alleen maar omschreven kan worden. Door te putten uit je eigen ervaring en verbeelding gaan de woorden leven. Het grote voordeel is dat de taal van Bataille begrijpelijk en zelden abstract is. (in tegenstelling tot veel van de commentaren op zijn werk) Het was ook niet zijn bedoeling een allesomvattend wetenschappelijk werk te schrijven. Hij licht tipjes op, opent hier en daar een venster met interessante perspectieven.
Wie meer van zijn werk kent, herkent sommige uitzichten, ook al worden ze in dit boek anders belicht. Degene voor wie Bataille een onbekende is, raad ik aan om ook wat van zijn literaire werk te lezen, omdat het uiteindelijk allemaal stukjes zijn van de legpuzzel die Bataille in zijn leven probeerde op te lossen.
'De Erotiek' is zeker niet de hele plaat, maar het is wel een stukje waarin veel lijnen zichtbaar worden. Het is aan de lezer om dat weer in zijn eigen puzzel in te passen, want, stelt Bataille, 'Voor degene die zich er niet aan onttrekken kan, die zijn leven openstelt voor exuberantie, is de erotiek het persoonlijke probleem bij uitstek'.

Teleurstelling
De Nederlandse uitgave van 'De Erotiek' door Arena is, zoals al hun boeken, goed verzorgd en prettig leesbaar. En ook op de vertaling van Jan Versteeg , die eerder 'De tranen van Eros' en 'De Dode' vertaalde, en zich zeer in leven en werk van Bataille verdiepte, valt weinig aan te merken. Toch moet het een niet geringe teleurstelling zijn voor de argeloze koper om op bladzijde 11 te ontdekken dat niet het hele werk in de band is opgenomen.
Om redenen waar we naar mogen raden, is besloten het tweede deel van het oorspronkelijke boek apart uit te geven. In dit tweede deel werkt Bataille zijn opvattingen verder uit aan de hand van teksten en commentaren, onder andere op het werk van De Sade en op zijn eigen werk, zoals het zeer interessante voorwoord bij 'Madame Edwarda'. Hoewel deze teksten voor het grootste deel eerder verschenen dan de oorspronkelijke uitgave van